Al 50 jaar vieren we de maand maart ook als jeugdboekenmaand. Om deze jubileumeditie extra in de spotlights te zetten, was het thema dit jaar ‘Lezen is een feest’. Het leek ons, reporters, ook een ‘uitgelezen’ moment -excuseer ons voor het woordgrapje- om een aantal leerkrachten te interviewen voor onze rubriek #‘tge-DAG-tvandeleerkracht. We haalden dus onze feestneus boven en onderwierpen vier taalleerkrachten aan ons vragenvuurwerk. En curieuzeneuzen als we zijn, hielden we het uiteraard niet bij boekenvragen alleen…  

Door Gian De Vos (4D), Laura Spanhove (4D), Tess Verheeke (4D) en Lars Malin (4A) – project Reporter 

Van Tiny tot Kafka… De literaire helden van mevrouw Van Damme 

Gian: Als u geen leerkracht was geworden, wat dan wel?

Mevrouw Van Damme: Ik heb voor tolk gestudeerd, eerst Frans en Spaans, daarna Duits. Waarschijnlijk zou ik in die richting zijn verdergegaan. Ook rechtspraak interesseert me enorm, dus een combinatie van die twee zou ik wel erg zien zitten. Of anders lijkt vertalen zelf me ook wel leuk, maar daarbij zou ik de interactie met andere mensen missen. Dat zou ik dus eerder als bijberoep nemen. 

Gian: Welke ervaring is u -in de tijd dat u hier op school werkte- bijgebleven?

Mevrouw Van Damme: Ah, eigenlijk is dat mijn volledige startperiode. Ik ben begonnen in het beroepsonderwijs, o. a. als leerkracht Frans. Dat was nog in onze afdeling in Doornzele. Je komt daar voor een publiek te staan dat niet direct staat te springen voor je vak en ik gaf dan ook nog eens les het eerste uur op maandag, dat was niet evident. Maar uit zulke situaties leer je wel enorm veel bij, zoals hoe je met verschillende leerlingengroepen moet omgaan en hoe je op velerlei manieren mensen kunt triggeren voor je vak. Er wordt meestal een beetje meewarig gedaan over ons bso-onderwijs, maar ik heb daar altijd zeer graag lesgegeven en je krijgt ook enorm veel terug van je leerlingen. Ik ben ook zeer goed opgevangen geweest door mijn medecollega’s, wat ook van zeer groot belang was.  Ja, als ik terugkijk op de voorbije 13 jaar dat ik lesgeef, dan krijg ik altijd een warm gevoel. 

Gian: Wat stoort je het meest aan het huidige schoolsysteem?

Mevrouw Van Damme: Ik stoor me het meest aan het feit dat er zo weinig zuivere kennis mag gedoceerd worden. Tegenwoordig moet alles in functie van toepassingen zijn, wat wel heel jammer is. Ik hou nogal van dat strikte grammaticaonderwijs. Dat weet je wel als je bij mij in de klas hebt gezeten. Hoe ga je bijvoorbeeld een zin vormen als je niet weet hoe je een werkwoord moet vervoegen? Dat vind ik heel jammer!

Gian: Vindt u dat er aan Duits voldoende aandacht wordt besteed? Wat zou er beter kunnen? 

Mevrouw Van Damme: Het mag altijd meer, uiteraard! Er zit op dat vlak nog wel wat groeimarge in. Duits, vind ik, wordt vaak aan clichés gelinkt: Bier, worst en luidruchtige Duitsers in Spanje. Dat is het beeld dat je krijgt als je aan iemand vraagt waarmee ze Duits associëren. Maar Duitsland en Duits zelf is zo veel meer dan dat. In de media zou er ook wel eens wat meer aandacht aan besteed mogen worden. Ik ben nu ook zeer blij dat ze in het programma ‘De Mol’ naar Duitsland gaan. Zulke dingen zouden veel meer mogen voorkomen. Berlijn is bijvoorbeeld ook een zeer hippe stad! Dat probeer ik ook mijn zesdes in de lessen bij te brengen. Berlijn staat nooit tussen die lijst met de ‘hippe steden’ zoals Parijs en Londen. 

Gian: Heeft u een favoriet Duits jeugdboek en/of volwassen boek? 

Mevrouw Van Damme: Van thuis uit, hoewel mijn vader wel goed Duits kon, zijn er nooit echt Duitse verhalen aan mij voorgelezen. Maar achteraf vond ik natuurlijk de verhaaltjes van Heidi wel echt leuk. Wanneer ik aan het Duits begon, interesseerde mij dat wel. In mijn jeugd had ik ook een ‘schaamcollectie’ aan Tiny boeken. Boeken zoals ‘Tiny in de bergen’ waren dan ook leuk om naast de Heidi boeken te leggen en ze te vergelijken. Ik vond dat tof! Maar dat was pas op een latere leeftijd. 

Gian: Heeft u een ander boek dat u echt is bijgebleven uit uw jeugd? Kan u eventueel een top 3 geven? 

Mevrouw Van Damme: Dat vind ik een moeilijke. Bij de Nederlandse jeugdboeken zijn dat dan de boeken van Tiny, natuurlijk, en ik was ook altijd zeer grote fan van sprookjes. Ik had toen ook zo’n dik sprookjesboek waaruit ze mij veel hebben voorgelezen. ‘Mathilda’, van Roald Dahl heb ik ook meerdere keren gelezen, net zoals ‘Een vlieg op de muur’, van Dirk Bracke. Wat ik ook graag las, en dat is in de jaren ‘80 en ‘90 ook nog op de televisie getoond, waren de verhalen van DUUPJE. Hij was het zwarte schaap van de klas, de zondebok. Dat waren kortverhaaltjes. En voor Duits …  Er drie noemen vind ik moeilijk. Sowieso de verhalen van Heidi. En de verhalen van Kafka hebben mij ook altijd zeer geboeid! ‘Vor dem Gesetz’, wat letterlijk ‘Voor de wet’ betekent, is een stuk uit een groter boek “Der Prozess” en dat vond ik zelf prachtig om te lezen, net omdat er zo’n grond van waarheid in terug te vinden is. 

Gian: Leest u in het algemeen veel Duitse boeken? 

Mevrouw Van Damme: Ja, als vakantieliteratuur, in de vorm van een Duits roman, dat gebeurt wel eens. Maar net zoals bij Nederlandse boeken moet ik daar innerlijke rust voor vinden. Ik weet dat er leerkrachten zijn die doorheen het schooljaar stapels aan boeken verslinden, maar ik kan dat niet. Mijn geest kan dat niet aan. Ik kan wel genieten van Duitse boeken. Ik heb nu het boek ‘Daar is hij weer’ gelezen. Dat is oorspronkelijk een Duits boek, een soort van parodie op Hitler.  Dat vond ik best wel oké. Het gaat over Hitler, die na zoveel jaren opnieuw verschijnt, wakker wordt in een modern straatbeeld en de wereld rondom hem ontdekt en Facebook en het online gebeuren verkent.  Het is heel bijzonder opgesteld.

Gian: Heeft u een favoriete Duitse schrijver? 

Mevrouw Van Damme: Ja, Franz Kafka!  Het donkere, duistere van Kafka, die  oorspronkelijk uit Praag afkomstig is, lees ik heel graag. Zijn verhalen hebben altijd een dubbele bodem. Je vraagt je soms af: ‘Wat bedoelt hij hiermee, is dit echt?’ Ja, dat lees ik wel graag.

Gian: Vanaf welke leeftijd las u al Duitse boeken? Vanaf welke leeftijd raadt u aan dat we al Duitse boeken/woorden kunnen/zouden moeten lezen? 

Mevrouw Van Damme: Vooral in het middelbaar. Vanaf het 3e jaar kregen wij lessen Duits van een leerkracht die ons vrij snel stimuleerde om prentenboeken te proberen lezen en begrijpen. Wij werden dus snel ondergedompeld in die literaire wereld, ook al verstonden we er niet alles van. Ik het vierde jaar kwamen daar dan ook nog eens de boeken van Heidi bij, die nu ook niet zo moeilijk zijn. Ik raad iedereen die in Duits is geïnteresseerd aan om zo snel mogelijk te beginnen lezen. Hoe jonger je eraan begint, hoe rapper je ermee weg bent. Volop lezen kan doorsnee pas vanaf het tweede of derde jaar dat je Duits hebt.

 

Meneer Van Brantegem beleefde fijne leesmomenten met de boeken van Jan Terlouw

Laura: Als u geen leerkracht was geworden, wat dan wel?

Meneer Van Brantegem: Als ik niet in het onderwijs zou gestaan hebben, dan had ik graag iets met muziek gedaan. Of het nu op het podium de rockster uithangen is of naast het podium allerlei zaken regelen en organiseren… Dat zou ik echt wel zien zitten. Het is bovendien nog steeds niet te laat: stel dat ik op een dag van muziek zou kunnen leven, dan zou ik het wellicht wel doen.

Laura: Wat is uw grootste blunder?

Meneer Van Brantegem: Mijn grootste blunder is nog maar afgelopen schooljaar gebeurd. Het ging in het tweede jaar over de landen, er passeerden een aantal landen de revue: la Turquie, le Mexique, le Mozambique… Hierop merkte een leerling op dat er precies wel veel landen zijn, waar de letter ‘q’ in zit. Zonder nadenken antwoordde ik hier op: “Eh oui, en français on aime les ‘q’.” Als je bedenkt dat ‘culs’ konten betekent  en dat er een jongen in de klas zat, die me altijd perfect begrijpt in het Frans, was dit best wel gênant. 

Laura: Wat is het raarste dat u ooit heeft meegemaakt met een van uw leerlingen?/ Wat is de meest gênante gebeurtenis die u heeft meegemaakt in de klas? 

Meneer Van Brantegem: Toen ik net op onze school startte, was ik nog maar 23 jaar. Er was toen een leerling die op een toets bij mijn naam “Jeroentje” had geschreven. Daar was ik niet zo mee gediend…

Laura: Welke ervaring is u -in de tijd dat u hier op school werkte- bijgebleven?

Meneer Van Brantegem: Het gaat me niet om één specifiek moment, maar wat ik altijd zo treffend vind op onze school is de goede sfeer die er over het algemeen hangt. Omdat we een relatief kleine school zijn, kent iedereen elkaar wel een beetje. Eens een leerling afstudeert bij ons, is het goed mogelijk dat die van het merendeel van de leerkrachten les heeft gekregen. Zo komt het dat het iedereen fier én tegelijkertijd een beetje emotioneel maakt, wanneer een leerling afstudeert. Ook onder de collega’s hangt die gemoedelijke sfeer: iedereen kent iedereen.

Laura: Wat stoort je het meest aan het huidige schoolsysteem?  

Meneer Van Brantegem: Het stoort me het meest dat startende leerkrachten weinig kansen krijgen in ons schoolsysteem. Je moet tegelijkertijd heel veel geluk hebben om een opdracht van lange termijn te vinden. Gelukkig ben ik hier wat van gespaard gebleven: op de 6 jaar die ik nu al op Sint-Franciscus werk, heeft de directie me altijd mooie voltijdse opdrachten aangeboden. Hiervoor ben ik hen dan ook dankbaar. Voor de leerlingen aan de andere kant vind ik het storend dat er vanuit gegaan wordt dat bepaalde vaardigheden in alle lessen aan bod komen. Neem nu de ICT-vaardigheden: een vak als informatica wordt langzaam maar zeker afgebouwd, maar dit zorgt er wel voor dat vaardigheden in tekstverwerkende programma’s achteruit gaan. In de taalvakken werken we wel vaak met de laptop, maar we hebben niet de tijd noch de kennis om deze computervaardigheden aan te leren.  

Laura: Vindt u dat er aan het Frans voldoende aandacht wordt besteed? Wat zou er beter kunnen?

Meneer Van Brantegem: Jammer genoeg heeft Frans niet zo’n goede reputatie tegenwoordig: leerlingen vinden het vaak heel moeilijk en worden er in hun dagelijkse leven eigenlijk ook niet meer mee geconfronteerd. Dat is jammer, want ik vind Frans zó belangrijk in een land als België. Voor leerlingen is dit jammer genoeg nog een ver-van-hun-bed-show. Ik vind wel dat we moeite doen om ons vak op te waarderen: we zetten erop in dat de zware theorielessen afgewisseld worden met leuke activiteiten, spelletjes, week van de Franse film… Daarnaast hebben we in het vak ‘moderne talen’ en in de seminaries ook ieder jaar een landenbeurs, waar er dan een aantal landen onder andere in het Frans voorgesteld worden. Wat bij ons nog niet gebeurt, is CLIL: dat betekent dat er bijvoorbeeld een vak als geschiedenis of L.O. volledig in het Frans of een andere moderne vreemde taal wordt gegeven.

Laura: Heeft u een favoriet Franse jeugdboek en/of volwassen boek?   

Meneer Van Brantegem: Ik denk dat ‘Le Petit Prince’ toch wel echt één van de belangrijkste Franse jeugdboeken blijft. Daarnaast heb ik met ingehouden adem ‘L’Été meurtrier’ van Sébastien Japrisot gelezen in mijn studententijd. 

Laura: Vanaf welke leeftijd las u al Franse boeken? Vanaf welke leeftijd raadt u aan dat we al Franse boeken/woorden kunnen/zouden moeten lezen? 

Meneer Van Brantegem: Dat kan ik me moeilijk herinneren: wellicht komt dat overeen met de leeftijd waarop nu Franse boekjes worden meegegeven met de leerlingen. Op zich vind ik dat je niet vroeg genoeg kunt beginnen lezen, zowel in je moedertaal als in een vreemde taal. Dat moeten daarvoor niet de moeilijkste boeken zijn: zelfs strips in een vreemde taal kunnen je taalgevoel aanscherpen.

Laura: Is er een ander boek dat u echt is bijgebleven uit uw jeugd? 

Meneer Van Brantegem: Ik las heel graag en redelijk veel – altijd voor het slapengaan, nu ben ik daar vaak te moe voor. Ik was een enorme fan van Jan Terlouw: ‘Koning van Katoren’, ‘Pjotr’ en ‘Oorlogswinter’ zijn drie titels die ik me nog enorm goed kan herinneren. Daarnaast vind ik de boeken van Dan Brown ook enorm toegankelijk voor jonge lezers: ze zijn immens spannend en bovendien leren ze je nog iets bij over de geschiedenis van een stad.

 

Het ei van oom Trotter naast Lord of the Rings: een blik in de boekenkast van meneer Cornil

Tess: Als u geen leerkracht was geworden, wat dan wel?

Meneer Cornil: Dat is een moeilijke vraag! Toen ik in het eerste leerjaartje zat, had ik een leraar die elke dag opnieuw vol enthousiasme voor zijn klas stond en die ingewikkelde nieuwe concepten zoals ‘rekenen’ en ‘schrijven’ niet alleen glashelder, maar ook op een entertainende manier kon uitleggen. Hij zorgde ervoor dat ik het leuk vond om naar school te komen. Van toen al had ik beslist dat ik later zelf ook leerkracht wou worden. Dus ik heb er eigenlijk nog nooit echt over nagedacht wat ik anders zou doen. Misschien was ik bij de universiteit blijven werken als onderzoeker, of was ik zelf boeken beginnen schrijven. 

Tess: Wat is uw grootste blunder?

Meneer Cornil: Er zijn er heel wat! Maar als je blunders op school bedoelt, dan ga ik voor deze: in mijn eerste jaar hier op SFE had ik op een bepaald moment een PC-lokaal nodig, dus reserveerde ik er eentje op Schoolonline. Maar toen ik die bewuste dag met mijn klas voor de deur stond, bleek dat lokaal (E15) helemaal geen PC-lokaal te zijn, maar een labo! Ik wist dat toen nog niet en aangezien je het lokaal kon reserveren, was ik er vanuit gegaan dat er computers stonden. Schaamtelijk.

Tess: Wat is het raarste dat u ooit heeft meegemaakt met een van uw leerlingen? Wat is de meest gênante gebeurtenis die u heeft meegemaakt in de klas? 

Meneer Cornil: Gênante momenten zijn er ondertussen al meer dan genoeg geweest. Ik denk dan vooral aan leerlingen die mij aanspreken met ‘papa’, of die tijdens een toets echt een dikke scheet laten. Klassiekers dus. Het raarste dat ik hier ooit heb meegemaakt, is misschien wel het moment waarop een niet nader genoemde leerling (die ondertussen al afgestudeerd is) mij vroeg of hij de handdoek, die in de klas lag om het bord af te drogen, mocht gebruiken om op te gaan zitten. De klas had namelijk net L.O. gehad en ‘zijn gat zweette echt enorm’. 

Tess: Welke ervaring is u -in de tijd dat u hier op school werkte- bijgebleven?

Meneer Cornil: Er zijn al heel veel leuke momenten geweest die me altijd zullen bijblijven; de toffe schoolreizen, klasweekends, personeelsfeesten, etc… Om dan nog niet te spreken van de leuke klasgroepen! Het kan als leerkracht echt deugd doen als je mag lesgeven aan een klas waarin iedereen zich op zijn gemak voelt en waarmee je echt een goeie klik hebt. Dat gezegd zijnde, herinner ik me nog die keer dat we allemaal urenlang binnen moesten blijven na een chemisch alarm. Het was echt veel te warm met de ramen dicht, maar wel gezellig.

Tess: Wat stoort je het meest aan het huidige schoolsysteem?

Meneer Cornil: Waar ik het soms moeilijk mee heb, is dat de groepen soms zodanig groot zijn dat klassikaal lesgeven echt niet aangenaam is. Bovendien worden groepswerken, presentaties, en het verbeteren van grote toetsen in dat geval ook echt een nachtmerrie. Daarnaast blijft het ook altijd een uitdaging als het niveau van een klasgroep intern enorm verschilt. Ik zit er altijd mee verveeld als ik zie dat bepaalde leerlingen zich zitten te vervelen, terwijl anderen amper begrijpen wat ik aan het uitleggen ben.  

Tess: Vindt u dat er aan Engels voldoende aandacht wordt besteed? Wat zou er beter kunnen? 

Meneer Cornil: Ik vind dat leerkrachten Engels geen reden tot klagen hebben. Onze ‘vreemde taal’ is onlosmakelijk verbonden geraakt met de cultuur waarmee leerlingen elke dag in aanraking komen. Als er een vreemde taal is waar leerlingen goed in zijn, is het meestal Engels. Het nadeel is natuurlijk dat het vak dan door sommige leerlingen als minder belangrijk aanzien wordt, omdat ze meer aandacht moeten besteden aan pakweg Frans of wiskunde. Het resultaat is dan soms dat een leerling duidelijk niet gestudeerd heeft voor een toets Engels, maar wel geslaagd is, net omdat hij/zij zo veel met Engels in aanraking komt. 

Tess: Heeft u een favoriet Engels jeugdboek en/of volwassen boek? 

Meneer Cornil: Ik heb altijd graag sciencefiction en fantasy gelezen. Dus boekenseries als The Lord of the Rings, Harry Potter, Game of Thrones, en Republic Commando staan zeker op dit lijstje. Daarnaast lees ik ook graag historische fictie, zoals de trilogie van Robert Harris over het leven van Marcus Tullius Cicero, of de boeken van Stephen Fry. Ten slotte heb ik ook een voorliefde voor comics en graphic novels. Men kijkt hier vaak ten onrechte op neer, terwijl er graphic novels bestaan die qua verhaallijn, personages en vertelstijl even geniaal zijn als de ‘echte boeken’ die in elke bib gepromoot worden omdat het ‘klassiekers’ zijn. 

Tess: Vanaf welke leeftijd las u al Engelse boeken? Vanaf welke leeftijd raadt u aan dat we al Engelse boeken/woorden kunnen/zouden moeten lezen? 

Meneer Cornil: Ik ben er zeer vroeg mee begonnen. Ik denk zelfs dat ik al sinds het vierde middelbaar meer Engelstalige boeken uitleende in de bib dan Nederlandstalige. Ik zou natuurlijk aanraden om hier zo snel mogelijk mee te beginnen, omdat mensen simpelweg meer geneigd zijn om boeken te lezen als ze er goed in zijn. Dat klinkt misschien wat vreemd, maar eigenlijk is het zeer logisch: hoe meer Engelstalige boeken je leest, hoe beter je Engels wordt, en hoe leuker het wordt om boeken te lezen. Dus het is als het ware een positieve spiraal!

Tess: Heeft u een ander boek die u echt is bijgebleven uit uw jeugd? 

Meneer Cornil: Wat Nederlandstalige boeken betreft staat Marc De Bel zeker op het hoogste schavotje: Het ei van oom Trotter, Blinker, en De Boeboeks staan nog steeds thuis in mijn kast. Daarmee ben ik als kind echt beginnen lezen. Voor de categorie Engelstalige boeken denk ik dan eerder aan Matilda, Charlie and the Chocolate Factory en de Harry Potter-boeken.

Tess: Heeft u een favoriete Engelse schrijver?

Meneer Cornil: Stephen Fry! Die man is naast acteur, presentator, wetenschapper en komiek ook een geboren verteller. Bill Bryson verdient ook een vermelding, omwille van zijn kurkdroge humor. Ten slotte kan ik niet anders dan J.R.R. Tolkien hier ook bij zetten, al is het maar omdat hij een volledig grammaticaal uitgewerkte taal heeft uitgevonden om in zijn verhalen te gebruiken. Eigenlijk was het zelfs andersom: hij verzon een nieuwe taal, en bouwde er een hele wereld omheen.

 

In de ban van Terlouw, Buysse en Elsschot. De leesautobiografie van meneer Van de Walle  

Lars: Als u geen leerkracht was geworden, wat dan wel?

Meneer Van de Walle: Goh dat is een moeilijke vraag. Mijn kinderdroom was om machinist te worden van een hogesnelheidstrein. Politiewerk zou me ook wel aanstaan omdat het boeiend en variërend is.

Lars: Wat is uw grootste blunder?

Meneer Van de Walle: Ik heb ooit eens een les gegeven tijdens mijn eerste jaar school met mijn T-shirt achterstevoren aan. Die leerlingen zijn er ook in geslaagd om mij het niet te vertellen.

Lars: Wat is het raarste dat u ooit heeft meegemaakt met een van uw leerlingen?

Meneer Van de Walle: Dat vind ik geen gemakkelijke vraag. Ik heb ooit eens een leerling in mijn lokaal weten binnenkomen waarvan ik dacht dat ze al in de klas zat. Ze was blijkbaar door het raam naar buiten gestapt, dat was in lokaal GO1. Het was voor haar iets wat ze echt nog eens wou doen in haar laatste jaar

Lars: Vindt u dat er aan Nederlands voldoende aandacht wordt besteed? Wat zou er beter kunnen?

Meneer Van de Walle: Ik vind het zeker goed dat alle aso-richtingen nog altijd minstens 4u per week hebben, wat veel zegt over het belang dat ze hechten aan het vak Nederlands, het is het enige vak dat eigenlijk ongeacht de richting 4u per week wordt gegeven. In Nederland bijvoorbeeld wordt er maar 3u gegeven. Ik denk wel dat het vak wat ondergewaardeerd wordt, dat de leerlingen het minder belangrijk vinden dan het is.

Lars: Heeft u een favoriet Nederlands jeugdboek en/of volwassen boek?

Meneer Van de Walle: Ik heb zeer goede herinneringen aan het boek ‘Koning van Katoren’ van Jan Terlouw. Ik moest het lezen in het eerste middelbaar en de enthousiaste manier waarop mijn leerkracht Nederlands er toen op inging, is de reden dat het me is bijgebleven. Een favoriet volwassenen boek heb ik niet meteen, er zijn veel goede boeken. Onlangs heb ik een zeer goed boek gelezen, ‘In de wereld’ van Robert Anker. Het is zo goed omdat de sfeer van de middeleeuwen heel goed wordt opgeroepen. Wat ik ook zo leuk vond, was de nauwkeurige beschrijving van Gent

Lars: Vanaf welke leeftijd las u al Nederlandse boeken? Vanaf welke leeftijd raadt u aan dat we al Nederlands kunnen/zouden moeten lezen?

Meneer Van de Walle: In mijn kinderjaren en in mijn middelbare schooljaren was ik geen grote lezer. Ik heb wel altijd boeken gelezen, maar ook enorm veel strips als Suske en Wiske en Kuifje. En in de middelbare school was dat vooral de boeken die ik moest lezen voor school. Ik ben meer beginnen lezen toen ik Taal-en letterkunde ben beginnen studeren.

Lars: Heeft u andere boek die u echt zijn bijgebleven uit uw jeugd? Kan u uw top 3 geven? 

Meneer van de Walle: Op de eerste plaats staat ‘De wereld van Sofie’ van Jostein Gaarder, op 2 ‘Erebos’ van Ursula Poznanski en op 3 ‘Vallen’ van Anne Provoost.

Lars: Heeft u een favoriete Nederlandse schrijver?

Meneer Van de Walle: Het is meer met periodes bij mij, ik heb periodes dat ik in de ban ben van een bepaalde auteur, maar dat verandert vaak na een tijdje. Ik ben een tijdje in de ban geweest van Leon de Winter, Harry Mulisch, Robert Anker, Willem Elsschot en Cyriel Buysse.